Niels van Swaemen en Kaspar van Leek werken achttien jaar samen als Studio Giftig
Studio Giftig in Veldhoven geldt zo’n beetje als de internationale standaard voor realistische streetart. Inmiddels gelden Niels van Swaemen en Kaspar van Leek als kunstenaars. Ze exposeren immers ook in galerieën, waaronder Goldshteyn-Saatort in Parijs én Bonnard in Nuenen waar ze naast Cornelis le Mair aan de muur pronken. Na achttien jaar hard werken aan hun carrière en in verwondering achterom kijken, is het hoog tijd voor reflectie en toekomstplannen maken, aldus Niels en Kaspar. „Wij zijn een diesel. Wij zijn langzaam gegroeid; het is ons niet komen aanwaaien.”
Tekst: Hans Matheeuwsen | Foto’s: René Manders/DCI Media, Studio Giftig
Hun studio staat aan het einde van de wereld. Althans daar waar Veldhoven ophoudt en het buitengebied begint. Ze werken in een atelier achter een facade van glas die uitzicht biedt op hoge, groene gewassen. De serene rust van landelijk Veldhoven lijkt tegenstrijdig met de hippe, dynamische wereld van graffiti en streetart waarbinnen Niels van Swaemen (1981, Eindhoven) en Kaspar van Leek (1983, Philipsburg, Sint-Maarten) werkzaam zijn. Ze zijn in de achttien jaar tijd dat Studio Giftig bestaat uitgegroeid tot veelgevraagde, internationale artiesten die ook met modern realistisch schilderwerk exposeren. In 2023 wonnen ze de ‘Oscar’-verkiezing van ‘Best Mural 2022 Worldwide’ met hun werk ‘Trashure’ waarop een zwevende vrouw is te zien in een jurk gemaakt van afval. En dit jaar flikten ze het opnieuw maar dan in de categorie ‘Expert Spotlights’ met de muurschildering op het Muziekgebouw in Eindhoven.
Niels van Swaemen is van oorsprong grafisch ontwerper, hij volgde het Grafisch Lyceum in Eindhoven, en Kaspar van Leek studeerde grafisch ontwerp aan de Academie St. Joost in Breda. Ze ontmoetten elkaar in Strijp, waar ze anti-kraak woonden, via een groep skaters- en snowboarders. Ze deelden dezelfde achtergrond, gingen met elkaar schilderen, waaronder op wc-deuren van cafés, in de Berenkuil en op bouwschuttingen totdat er om een factuur werd gevraagd. Niels had al een baan als grafisch vormgever bij een reclamebureau, ze schilderden in hun vrije tijd. Maar 2007 beschouwen ze toch als het jaar waarin Studio Giftig als kunstcollectief ontstond. Nadat Kaspar in 2011 afstudeerde was de grote uitdaging om te kijken of ze met hun werk ook hun boterham konden verdienen. „We zijn echt in het diepe gesprongen. Er was in Eindhoven een graffiti-scene die in de stad rolluiken beschilderde. Streetart zoals we dat nu kennen bestond nog niet.”
Binnen de graffiti-scene werd commercieel werk vaak met argwaan bekeken. Maar wij wilden gewoon schilderen en ervan kunnen leven’
Ze mailden zich suf en klommen in de telefoon om prospects te bellen. Zo werd de Ziggodome in Amsterdam klant, evenals Centerparcs. Hun werk noemden ze zelf toegepast realisme: het combineren van eigen creativiteit met productuitingen van de opdrachtgevers. Een van hun eerste fotorealistische werken was een portret van Madonna in Ziggodome. Dat viel dermate goed in de smaak dat er meer portretten van sterren volgden. Niels: „In die tijd was het eigenlijk niet gebruikelijk om muurschilderingen in opdracht te maken, laat staan ervoor betaald te krijgen. Wat je vooral zag, was graffiti, en binnen die scene werd commercieel werk vaak met argwaan bekeken. Geld verdienen met je creativiteit werd bijna als iets negatiefs gezien. Werken in opdracht paste simpelweg niet bij de cultuur van toen. Maar wij wilden gewoon schilderen en ervan kunnen leven. En we wilden met het fotorealisme technisch zo goed mogelijk worden. Dan kun je op een gegeven moment alles maken wat je wil.”
Er volgden meer opdrachten. Ondertussen hadden Niels en Kaspar besloten het toegepast realisme los te laten. Kaspar: „Dat was in 2015, 2016. We hadden veel ervaring opgedaan, zowel zakelijk als artistiek, qua ontwerpen en uitvoeren. Wij wilden onze creatieve vrijheid behouden. Dat is belangrijk voor ons. Wij wilden ook gaan werken in de publieke ruimte. Zonder beperkingen. Dat lukte met een pand op de Nieuwe Emmasingel. Dat was onze eerste muurschildering, die hebben we zelf gefinancierd. Die vrijheid kregen we bij het beschilderen van café Thomas op het Stratumseind in Eindhoven. Zij stemden zelfs hun interieur hierop af. De enige opdracht was dat de schilderingen vervreemdend moesten zijn, een soort surrealistisch tafereel. Het werd een mijlpaal voor ons waarmee we ons internationaal op de kaart zetten en tevens de Entree Award wonnen voor ‘best restyling’. Daarna kwamen de reacties op gang. Via de socials, wereldwijd. Designmagazines belden, je kon het zo gek niet bedenken.”
In 2020 zouden ze naar Rusland gaan, New York, deelnemen aan de designbeurs in Milaan. En toen brak corona uit. Kaspar: „De belangstelling was ongekend, we geloofden het eigenlijk niet. Corona was een enorme domper, om het zo maar te zeggen. Ons voordeel was ons landelijke horeca-netwerk. Ze gingen allemaal verbouwen, we werden overal gevraagd. We reden door de lege straten van Amsterdam, dat was zo raar. We bedachten een project met muzikanten in Nederland, die zaten ook allemaal thuis. We wilden op basis van creatieve samenwerking waarbij muziek en schilderkunst samen kwamen muurschilderingen gaan maken in hun woonplaats. Spinvis was de eerste, Fresku in Eindhoven natuurlijk, Typhoon. Verschillende muziekgenres, links en rechts in Nederland. De citymarketeers zagen er ook wel wat in. De NTR had belangstelling voor het project maar uiteindelijk zei de NPO nee. De gemeente Den Haag bood ons de grootste muur aan ooit: een flat van zeventien etages. Dat hebben we samen met Di-rect gedaan. Dat kwam op het acht uur Journaal van de NOS.” Vanaf dat moment ging de bal pas echt rollen, gaat Kaspar verder. „Als streetart in een talkshow aan de orde kwam, werden wij gebeld.”
Al die tijd blijven Niels en Kaspar alleen met elkaar werken. „We hebben natuurlijk iemand voor de boekhouding. Maar artistiek wilden we het zelf blijven doen, puur om de reden dat wij onze filosofie absoluut niet in de breedte wilden laten groeien.” Niels: „Zelf wilden wij meer de sociale kant op. Schilderingen maken met maatschappelijke waarde. We kregen twee gevels aangeboden voor een project in Tilburg-Noord. Toen zijn we ons in de wijk gaan verdiepen. Bleken er ruim honderd nationaliteiten te wonen. In de stad had de wijk een slechte naam.
Wij hebben twee vazen met bloemen uit de hele wereld geschilderd, op elke gevel één. De boeketten waren samengesteld uit bloemen afkomstig uit alle werelddelen om te symboliseren dat diversiteit juist een kleurrijk geheel oplever. De vazen symboliseerden de wijk: breekbaar, daar moeten we samen zorg voor dragen, voor al die mensen, nationaliteiten, hun etniciteit.”De reacties waren onverminderd positief. Niels: „Mensen waren trots op de schilderingen. Ze dragen bij een gevoel van saamhorigheid. Ze hebben een huiskamer-effect. Mensen houden de wijk beter bij. En wij vinden het heel leuk om te doen. Publiekelijk werken kreeg voor ons steeds meer betekenis. Je groeit mee met de onderwerpen. Je bereikt een grote groep mensen die nooit in een museum komt, of op bepaalde private plekken. Wij willen ons werk voor zoveel mogelijk mensen laten gelden. Dat was voor ons ook een groeiproces. We maken nog steeds ons eigen werk maar wel binnen een sociale context. Een mooi voorbeeld is de muurschildering op het Muziekgebouw. Muziek verbindt alle mensen. Net zoals kunst. Muziek kan barrières doorbreken, en sociale klassen, de afkomst van mensen of anderstaligen. We hebben een straatmuzikant geschilderd met een mondharmonica en een concertvioliste terwijl ze elkaar omarmen. Dat is de symbolische metafoor, waarmee we een statement wilden maken. We willen mensen ergens over laten nadenken door meerwaarde te geven aan de openbare ruimte. Wat niet zichtbaar is zichtbaar maken. Dat is de fase waarin we nu zitten qua werk.”
Niels en Kaspar maken samen het ontwerp voor een schildering. Niels: „Dat begint met een compositie via een potloodschets. Als die is goedgekeurd door de klant dan maken wij in onze studio foto’s voor de compositie. Die worden in elkaar gefotoshopt tot een design met alles erop en eraan inclusief kleuren. Daarvan maken we op schaal een raster. We verdelen het ontwerp in vlakken. Met het uitgeprinte ontwerp op een A4 in de hand schetsen we uit de losse pols op de muur waarop de puntjes van het raster vijftig centimeter uit elkaar staan. Zo weten we altijd waar we op de muur zitten. Om de vijftig centimeter hebben we een referentiepunt.”
Kaspar: „Iedereen kan overal ons werk zien. We hebben jaren heel hard voor gewerkt voor de – internationale – erkenning. We zijn op het punt aanbeland dat we kunnen doen wat we willen. We hebben de luxe gecreëerd dat we nee kunnen zeggen en onze eisen kunnen stellen. De eerste vraag die wij stellen als we worden gevraagd is wat onze artistieke vrijheid is om te maken wat we willen. Anders houdt het meteen al op. De opdracht moet bij ons passen. Wij maken dynamisch werk en niet een skyline met alleen maar rechte gebouwen. Wat we echt willen, is gewoon goed werk maken. Het liefst wereldwijd, binnen maximaal tien uur rijden afstand nemen wij onze eigen spullen mee, dan zijn we voor onze kwaliteit van niemand afhankelijk. Als we vliegen dan geven we de bestelling door met de vraag of alles klaarstaat als wij arriveren.”
Niels en Kaspar werken achttien jaar samen en hebben nauwelijks tijd (gehad) om te reflecteren op hun werk, groei en ontwikkeling. Ze hebben bedacht om in december van dit jaar eens goed na te denken over de stand van zaken en de toekomst. Niels: „We hebben meer ideeën dan tijd. We willen sowieso blijven doen wat we doen. Internationaal blijven werken, nieuwe mensen ontmoeten, collega’s over heel de wereld leren kennen. Alleen is de vraag: waar, in wat voor toepassingen en in welke stijl? We willen altijd een nieuw beeld maken. Maar de vraag beantwoorden waar we naartoe willen, daar moeten we de tijd voor gaan nemen. Onze handicap is dat we het te druk hebben. We willen ons blijven ontwikkelen, onze blik verruimen, verder uitdiepen en nieuwe dingen proberen. We weten dat we met ons realisme veel mensen bereiken. Ons werk in de publieke ruimte spreekt heel erg aan, wat niet wil zeggen dat wij abstract werk niet waarderen. Wij zijn een diesel. We zijn langzaam gegroeid; het is ons niet komen aanwaaien. We zijn mede de galerie ingegaan omdat het de helft van de tijd regent in Nederland. En dan kom je er ineens achter dat je tot de rij van moderne realisten vanaf 1900 tot nu behoort. Wij zijn een soort laatste schakel. Het is eervol om te constateren dat wij nu tot de gevestigde orde behoren.”













