Jan Peter van Opheusden is de nieuwe ‘Van Gogh’ in China
Een interview beginnen met de mededeling van de geïnterviewde dat hij niks te vertellen heeft en alleen maar praat in kleuren, zou tot ontmoediging kunnen leiden. Maar niet in gesprek met kunstenaar Jan Peter van Opheusden. Thuis in zijn immense Eindhovense atelier – „Mijn paradijs”- praat hij honderduit, als hij tenminste geen ‘ouwehoer’ tegenover zicht weet. En zolang zoon Rik zich niet met de inhoud bemoeit en alleen de gaten in zijn geheugen opvult. „Het werk heeft mij in leven gehouden”, zegt de kunstschilder.
Tekst: Hans Matheeuwsen | Foto’s: Kees Martens/DCI Media
Het is een slechte tijd. Jan Peter van Opheusden (83) zegt het met grote stelligheid maar het treft hem persoonlijk niet zozeer. Hij exposeert volop, in Keulen, pas nog in Vlaanderen, nu in China, maar het gaat niet goed in de kunstbranche. Er wordt over het algemeen weinig verkocht. Hoewel er belangstelling genoeg is voor zíjn werk, van de nieuwe ‘Van Gogh’.
Want die parallel trekken ze in China. Hij zegt het besmuikt, alsof hij er zich een beetje voor geneert. Rik, die zijn zaken regelt, bevestigt zijn lezing. „Ze vallen op de kleuren hè…” Erg vindt Jan Peter het niet. Zo commercieel is hij nou ook wel weer. Het interesseert hem eigenlijk niet wat anderen van zijn werk vinden. Hij schildert alleen nog voor zichzelf, zegt Jan Peter.
,,Ik schilder voor niemand. Dat is heel belangrijk. Belangrijk voor mijn gezondheid, heb ik gemerkt.” Want hij was onder behandeling voor prostaatkanker. Bestraald, niet geopereerd. ,,Nee, want ik was bang dat ik daarna in mijn broek zou plassen. Daar had ik geen zin in. Dat ging zo goed dat ik een, hoe noem je dat…, nou mag je iets zeggen!” Rik: ,,Embark-patiënt werd.” Nooit van gehoord. ,,Nou, in het ziekenhuis ook niet…, haha-ha. – Een embark-patiënt krijgt bewust een medicijn toegediend waarvan de werking wordt onderzocht – HM-. Dat ging erg goed. Het is allemaal perfect.”
Minder fijn was dat drie jaar geleden zijn vrouw overleed, vertelt hij er meteen achteraan. „Ik wilde eigenlijk mee gaan, maar ze zei dat ik de zorg voor onze twee zoons op me moest nemen. Ik heb nog een goed contact met haar, ik praat met haar. Ik heb een portret van haar gemaakt, dat hangt thuis, daar heb ik haar as in verwerkt. Ik dacht: er zijn zoveel monumenten in de wereld, ik maak een monument van haar in de vorm van een schilderij. De DELA had er belangstelling voor, als concept. Geen sprake van hè? Overal centen uitslaan, dat doen we niet.”
Bakkie koffie
Jan Peter werkt ook niet voor de centen. Natuurlijk verkoopt hij graag werk, om zijn hobby, het verzamelen van Chinese kunstobjecten, te bekostigen. Maar hij hoéft het niet. Desondanks maakt hij elke dag een schilderij. „Er moeten weer tien werken worden opgestuurd naar China. Dat doet Rik allemaal voor mij. Ik kan alleen nog maar een beetje schilderen. Als ik dat niet had, was ik er allang geweest. Het werk heeft mij in leven gehouden. Dat is mijn beste medicijn. Ik geniet van schilderen, van mijn spullen hier.”
Hij noemt het bijna toveren. Juist omdat hij nog plezier heeft in zijn werk is het leven hem welgezind. „Als je je werk graag doet, sta je meer open voor jezelf en kan wat je mankeert verdwijnen.” Hij geeft, en krijgt liefde terug, zegt hij. Van wie?
„Van mensen. Die hier heel fijn komen kijken en een lekker bakkie koffie komen drinken.” Dat vindt hij belangrijk, dat mensen die langskomen oog hebben voor zijn schilderijen. Het atelier hangt en staat vol. „Er kwam een grote man, althans, in een dure auto, met veel geld en grootse plannen met mij, die wil je wel als relatie over heel de wereld hebben. Maar ik heb hem gezegd: ‘Ik doe niet mee met u‘. Waarop de man verbaasd vroeg waarom niet. Ik zeg: ‘Omdat u vergeet naar mijn werk te kijken! Eruit!’ Klaar.” Rik: „Die man vroeg eerst geld voor zijn diensten, daarna wilde hij pas aan het werk gaan…”
Kunstje
Jan Peter geniet, hij is gelukkig. Hij geniet van zijn spullen, hij is gelukkig met zijn leven. „Ik vind het heerlijk wat ik doe. Soms zie ik mensen van 83 en denk ik: die zitten achter de geraniums. Dat doe ik niet. Ik rijd nog auto, alleen lopen kan ik niet meer zo goed. Op aanraden van een vriendin heb ik een stok gebruikt maar daar ging ik alleen maar slechter door lopen! Ik werk zittend ja, ik kan niet lang staan, ik moet een beetje rustig aan doen. Elke dag is anders. Ik verander steeds. Ik ben nu 83, toen ik 38 was, schilderde ik anders dan nu. Veel kunstenaars schilderen hetzelfde, dat kan bij mij niet. Dan doe je een kunstje. Het punt is: ik vind het nooit goed. En omdat ik niet tevreden ben, doe ik het elke dag over. Niet het schilderij dat ik heb geschilderd, nee, hèt schilderen. Ik moet bezig zijn. Ik begin ’s ochtends lekker te schilderen.”
Onvolmaakt
Het werk is nooit af, zegt Jan Peter. „Want af betekent dat het volmaakt is. Dat ik volmaakt ben. Dat punt hoop ik nooit te bereiken, want dan moet ik ophouden met schilderen. Omdat het niet meer beter kan. Maar dat zal nooit gebeuren, hahaha. De mens is zo klein, en zo onvolmaakt. Ik kom bij mensen die al tien jaar werk van mij hebben hangen. Dan zeg ik: ‘Dat moet veranderd worden!’ Dan vragen ze bezorgd of het ook beter wordt? Meestal wel. Een klein beetje. Dat zeg ik rustig. Dat vind ik leuk. Maar het is ook zo! Ik kan ook denken: gemaakt is gemaakt, maar het werk is nooit af hè? Ik pak schilderijen terug om er weer aan te werken. Ik werk effectief een uur, bij wijze van spreken, om er zes uur op een stoel naar te kijken. Je kunt met een streepje een heel schilderij veranderen. Dat vind ik boeiend. Dan denk ik: dat móet veranderen. Ik houd wel een keer op met een schilderij, en het feit dat ik dát kan doen, kan mij immense voldoening geven. Dat is de reden dat ik weer opnieuw kan beginnen aan een ander schilderij.”
Geen boodschapper
Dan de kleuren, de veelkleurigheid is het handelsmerk van Jan Peter. „Nou, veelkleurig… Niet altijd. Ik werk met kleuren. Dat is wat anders. Mijn rood is anders dan jouw rood. Dat geldt voor alle kleuren, en dat is niet erg. Ik schilder vanuit gevoel. Ik wil alleen maar warmte overbrengen. Ik ben geen boodschapper, doe niet aan politiek. Ik vind het alleen maar onzin wat er gebeurt in Den Haag, en in de rest van de wereld. Ik accepteer niet als mensen tegen mij zeggen dat ik iets moet aanpassen. Dan zeg ik: ‘Hier is de kwast!’ Maar er zijn mensen die dat toch doen.”
Het is heel fijn als mensen die warmte herkennen, vindt hij. Het is ook nodig in het leven van de mensen, betoogt hij: warmte. „In deze tijd zéker. Er is veel te weinig warmte. Er is overal oorlog, oorlog, oorlog. Ik lees alleen maar over oorlog, oorlog, oorlog. Mensen kijken te weinig naar kunst. Je kunt het niet verplichten hè? Gelukkig nemen steeds meer scholen kinderen mee naar musea, om ze te laten zien, te laten spelen, te laten proeven. Er is weinig belangstelling voor kunst op het moment.” Rik: „Daarom gaan we ook naar het buitenland.”
Goede kijk
Naar China vooral. Jan Peter is verliefd geworden op het land, en dan vooral op de mensen én de kunst van het land. Hij verzamelt Chinese kunstobjecten: beeldjes, sculpturen. Jan Peter en China, hij leerde het land kennen – „Ik dacht eerst: ik kan beter omdraaien want ik kan niks lezen” – en kreeg contact met de Chinezen. Diep contact. „Ook al spreek ik de taal niet, ze voelen me. Ik ben bij Chinezen blijven slapen: geweldig! Ik ben een gevoelsmens.”
Hij spaarde en af en toe kocht hij wat. Aldus Jan Peter. Het was het begin van een verzamelwoede. Hij had ooit een Afrikaanse collectie, 350 stuks, museumwaardig, die hij in één klap verkocht. Rik zucht eens. Jan Peter begon opnieuw, nu met Chinese kunst. Rik: „Chinese bekenden van ons zeiden dat mijn vader het slim deed. Héél slim.” Jan Peter: „De Chinezen komen het nu bij mij weer terugkopen hè? Ze zeggen: jij hebt een heel goede kijk op spullen. Want dat is het: een kwestie van goed kijken. Ik heb vele, hele mooie Chinese boeken bestudeerd. Een muur vol. Door te kijken. Ik kan geen Chinees lezen. En dat moet hij nou ook leren hè”, knikt hij naar Rik, die de boeken meesjouwde uit China. „Als jij geld hebt, investeer je”, reageert hij.
„Ik vind geld niet belangrijk”, antwoordt zijn vader, „je moet niet alles uitgeven. Je moet ook een beetje bewaren, een spaarpotje maken. Ik koop nog af en toe wat. Dit is mijn paradijs hier. Ik heb hier lang niemand willen ontvangen. Ik vind het gewoon allemaal mooi. Mijn schilderijen. De kleuren. Heel eenvoudig. Ik begrijp kunst. Ik kan zeggen: dat is het, of dat is het niet. Dat is het eigenaardige met Chinezen. Ik weet niet waarom ze zo geïnteresseerd zijn in mijn werk.” Rik: „Chinezen vallen op kleuren. Vandaar de vergelijking met Van Gogh.” Jan Peter: „Dat vind ik zelf helemaal niet. Ik vind het niet erg, maar ik denk wel: je moet eens goed kijken! En het beste moet nog komen! Ik word 120 hè, hahaha!”