Rebels-ambassadeur Frans van Dorst – ‘Rooie Frans’ – kijkt terug op zijn leven én zijn daden
Een interview met Frans van Dorst – in Eindhoven en omstreken beter bekend of berucht als ‘Rooie Frans’ – in FRITS? Jawel! En jazeker, hij was ooit crimineel, zat vast, elf jaar in totaal. Maar hij is ook alweer tien jaar de ambassadeur van Rocking Rebels 2.0. Hij is een exponent van de Eindhovense jeugdcultuur, al zullen velen die leden onder de terreur van de jeugdbendes in de jaren tachtig gruwelen van hem. Dat weet hij. Frans is 65 terwijl hij allang dood had moeten zijn. Zegt hij. De ooit gevreesde Elvis-gelovige kijkt terug op zijn leven en daden, en praat openhartig over schuld, berouw, schaamte, vergeving en boete. „Niemand vraagt om doodgeschoten te worden.”
Tekst: Hans Matheeuwsen | Foto’s: Eugène van de Laar
Soms zit hij in een dip maar Frans van Dorst heeft een rijk leven, vindt hij, hoewel hij domme dingen gedaan die hij absoluut anders zou doen als hij het over mocht doen. Da’s dan toch de verdienste van ouder worden, concludeert de geboren Tongelrenaar met een zekere mate van tevredenheid, het leven kan immers in perspectief van de huidige kennis en inzichten worden beschouwd. Hij oordeelt niet mild over zichzelf. Hij werd 45 jaar geleden leider, tegen wil en dank, van Eindhovens meest roemruchte jeugdbende, de Rocking Rebels, en draaide de bak in voor doodslag. Mede op eigen verzoek werd ‘Rooie Frans’ veroordeeld tot TBS en dat bleek een keerpunt in zijn leven. Hij overleefde en nam zich voor nooit meer de fouten te maken die hij heeft gemaakt.
Mede op eigen verzoek werd ‘Rooie Frans’ veroordeeld tot TBS en dat bleek een keerpunt in zijn leven
Frans van Dorst woont tamelijk anoniem in een seniorencomplex in Helmond – „Ik ga er vanuit dat dit mijn laatste adres is.” Een bewuste keuze want toen hij na de nodige aarzeling een jaar geleden terugkeerde uit Utrecht wilde hij absoluut voorkomen dat hij in zijn oude leven zou vervallen. „Ik heb daar langer gewoond dan in Eindhoven.” Hij dankt Onze Lieve Heer – in de persoon van Elvis Presley weliswaar – dat hij er nog is. „Als ik vroeger had gezegd dat ik veertig zou worden, had iedereen lachend van z’n kruk gevallen. Door de manier waarop ik leefde… Die elf jaar dat ik in totaal vastzat, waren een time-out voor mij. Het was mijn redding.”
Laten we het hete hangijzer dan maar direct beetpakken. In 1985 schoot Frans bij zijn ex thuis de negentienjarige huisgenote dood. Vanwege relatieproblemen was hij opgefokt met een jachtgeweer naar zijn ex toegegaan en haar huisgenote, die de trap af kwam, nam het voor zijn ex op: ‘Wat kom jij hier doen…? Schiet dan, lul!’. En hij schoot. Hij schrok zich rot, liep naar de keuken, ging op zijn knieën zitten en zette het geweer aan zijn mond. Zijn ex redde zijn leven door te roepen ‘niet hier, niet hier’, vertelt Frans. „Dat bracht me terug in de realiteit, maar ik vond zelf dat ik dood mocht.” Desondanks vluchtte hij, dreigde met zelfmoord, werd gepakt, het Openbaar Ministerie eiste tien jaar; Frans kreeg zes jaar, plus TBS. „Ik leef al zo’n 39 jaar in geleende tijd. Ik had toen al moeten sterven. Als ik in de auto had geweten dat ze dood was, had ik de trekker zeker overgehaald. Ik denk niet dat als ik de doodstraf had gekregen in beroep was gegaan.”
Hij heeft nog steeds geen vrede gesloten met zichzelf over zijn afgrijselijke daad. „Ik vergeef het mezelf nooit; ik reageerde verkeerd. Haar ouders leven nog hè. Ik heb ze een brief geschreven toen ik in Scheveningen zat. Dat hoort dan bij de TBS-behandeling, om met jezelf in het reine te komen. In die brief heb ik mezelf emotioneel helemaal leeggegooid. Daar stonden mensen wel versteld van, dat ik dat kon. De staf vond het een goede brief. Maar ik vond dat ik mijn kwetsbaarheid moest tonen. In de gevangenis heb ik leren schrijven. Ik heb veel geschreven. Naar m’n maten. De brief is nooit verstuurd want haar ouders wilden niks met mij te maken hebben. Dat accepteer en respecteer ik.”
Negenendertig jaar na dato blijkt de familie helemaal niet blij met de nieuwe aandacht. Elke aandacht. De nabestaanden willen niet dat Frans een podium krijgt. Punt! Ze zouden het van respect vinden getuigen als hij zijn mond houdt – FRITS niet publiceert – en hen rust gunt. Het ontbreekt Frans bovendien aan schaamte. Ik deel de verwijten met hem. „Ja, dat hakt er wel even in”, reageert hij. „Ik snap de instelling en gevoelens helemaal, voel haar op veel punten aan. Schaamte? Jazéker wel. Dat maakt mijn rijkdom ook zo wrang.
Ik snap de gevoelens helemaal. Schaamte? Jazéker wel. Dat maakt mijn rijkdom ook zo wrang
Zo’n acht jaar geleden was het dertig jaar geleden. Toen heb ik mezelf toegestaan op te houden met rouwen. Dat scheelde wel, want voor die tijd lag ik een paar keer per maand in m’n bed te janken, overladen met schuldgevoel, spijt en schaamte, in het besef wat voor een onherstelbare schade ik had aangericht. Dat verdwijnt nooit. Volgend jaar is het veertig jaar geleden… Er zijn mensen die zeggen dat ik niet moet prakkezeren. Ik denk alleen aan haar ouders, familie, want voor hun gaat het nooit over. Mijn schuld!”
Wat hem betreft is dit daarom meteen het allerlaatste interview dat hij geeft. De confrontatie met zijn verleden biedt opnieuw stof tot diep nadenken, merkt Frans. Een conclusie is dat hij zeker wel rekening probeert te houden met zijn slachtoffers. „Ik ben nooit naar iemand toegestapt om publiciteit of aandacht te vragen, maar wilde altijd wel de nieuwe Rebels promoten, en omdat ik enthousiast praat, ben ik daar ook vaak voor gevraagd. Maar ik ga het toch anders doen, van nu af aan.”
Halverwege de jaren tachtig was Frans gecriminaliseerd. Óók daar heeft hij spijt van. Zijn Rocking Rebels waren de schrik van de stad geworden, sloegen er vlot op, vooral muzikaal andersdenkenden en -voelenden, waaronder punkers, waren een geliefd doelwit, menig kroegbaas zag ze met angst en beven binnenkomen. Nog een grote fout die hij maakte, erkent Frans. „Ik wilde nooit groot worden met de Rebels. We waren begonnen als rock ’n roll-club, maar er kwamen steeds meer sensatiebakken bij. Ik was niet selectief genoeg, waardoor we een criminele straatbende werden. Oude leden stapten op, maar ik ging door. Dikke sigaren, beetje de baas uithangen: als je niet wordt gevierd, kun je maar beter gevreesd worden. Maar ik groef mijn eigen graf. Nou ik ben het levende bewijs van het spreekwoord ‘wie hoog stijgt, kan hard en diep vallen’. Ik ben heel diep gevallen.”
Frans was in de jaren tachtig niet alleen de leider van de Rocking Rebels, maar ook de vader-figuur. De Rebels waren de familie die hij nooit had, en zelf werd hij de vader die hij ook nooit heeft gehad. Hij ging met ouders van leden praten als ze problemen met hun vader en moeder hadden, hield veel jongens uit de gevangenis. Als ie al een ambitie had in het leven, zou hij graag jongerenwerker zijn geworden, want dat lag hem wel. „Jeugd die niks heeft, wil ergens bijhoren, en zoekt een bepaalde familie. Door mijn overwicht luisterden ze wel. Dat heb ik ook vaak ten goede kunnen gebruiken. Alleen: mijn agressie kon mijn kracht zijn maar was ook mijn zwakte. En mijn donkere kant lag wat meer aan de oppervlakte dan bij anderen.”
Zijn leiderschap kwam hem aanwaaien, verklaart Frans. In zijn jeugd had hij het niet gemakkelijk. Hij paste niet in het plaatje, was een loner maar niet uit keuze. Hij was druk. „Ons moeder zei altijd: ‘Rooie zenuwelijer’. ADHD heet dat nu. Ja, fuck-off. Ik had rood haar, was dik, had een brilletje. Dan heb je geen vriendjes. Ik was een dankbaar slachtoffer. Dan leer je wel voor jezelf opkomen, en knokken. Dat is niet eens een kwestie van willen, dat is een kwestie van moeten. In de Bijbel staat: het is beter te geven dan te nemen. Nou, ik heb ze veel gekregen. Daarna gaf ik ze. Dat was beter.” Frans woonde in de Strijpsestraat. Zijn vader stierf in 1982. Hij kreeg een hersenbloeding toen Frans drie jaar was. „Ik heb hem nooit gezond gekend.”
Zijn stiefvader overleed in 1985. Na de lagere school ging hij naar internaat De Widdonck in Heibloem (Limburg) voor moeilijk opvoedbare kinderen, waar hij door zijn verschijning, hij was de grootste en de sterkste – en door zijn grote bek, aldus Frans -, een leider werd. Toen was er ook een clubje Elvis-fans in Strijp waarvan hij lid werd. En ook daar liep hij voorop. „Ik was goedgebekt, niet bang en dan word je al snel als leider neergezet. Ik droomde er soms wel van: ‘I’m the Leader of the Gang’, weet je wel, van Gary Glitter. Dat werd de Elvisbende, daarna de Rocking Rebels. En toen kwam die legendarische knokpartij, in 1979, met Feyenoord-supporters die een optreden van Elvis-artiest Toon Nieuwenhuisen op de Piazza verstoorden. Daar waren wij met z’n allen bij. Iedereen keek mij aan. Blijkbaar moest ik het zeggen. Ik riep: ‘Gemeentereiniging’, en toen hebben we ze weggestompt. Daarna werden ook we zo’n beetje de harde kern van PSV, dat was los zand. Veel knokken. Ja, het waren spannende tijden.”
Ik was goedgebekt, niet bang en dan word je al snel als leider neergezet
Het was ook de tijd van de ‘Tuigdag’ – of ‘Betoogdag’ – waarop om aandacht werd gevraagd voor de rand- groepjongeren in de stad. Het mocht geen wonder heten dat Rooie Frans en zijn Rebels het beeld bepaalden. Ondertussen danste hij in discotheken, was de ‘king of twist’, totdat een motorongeluk een einde aan die hobby maakte. Zijn rechterknie lag in puin. Frans verdiende de kost als vrachtwagenchauffeur.
Het was allemaal, zijn hele leven, nooit gepland, zegt hij. „Het gebeurde gewoon. Elvis was míjn vader. Mijn grote voorbeeld. Dat was de start van de Elvis-club. Ik liet een tattoeage zetten. Ons mam verklaarde mij voor gek: ‘Hij kan goed over drie maanden dood zijn!’ Toen Elvis even later, in 1977, inderdaad overleed, stortte mijn wereld in. Ik geloofde het niet! Toen werd ik van fan gelovige. Vanaf dat moment ook noemde ik God Elvis. Ja, luister, je moet dat wel even zien tegen de achtergrond van onze liefde voor de rock ’n roll. We hadden oogkleppen op. Andere muziek bestond niet. Het was onze identiteit. Elvis werd een hype. Wij groeiden mee en voelden ons meer dan de rest. We droegen zwartleren jacks. We hadden geen hesjes hè, dat is pas later gekomen, in 2015, toen ik weer terug was. We waren, én zijn, een rock ‘n roll-club, een stichting zelfs nu, met een bestuur inclusief een hele ballotage voor nieuwe leden. We bezoeken concerten, toen vooral MacTaple, in heel Europa. Maar omdat we vroeger zo’n rouwdouwers waren, kregen we wel het respect, onder andere van motorclubs. We hebben nog steeds een goed contact met de Hells Angels bijvoorbeeld. Mensen bleven bij ons uit de buurt. Die arrogantie straalden we ook uit. Ik heb klappen gehad maar hield de zaak zoveel mogelijk kalm. Ik was streng voor onze eigen mensen, maar rechtvaardig.”
En daar kreeg Frans iets voor terug waarnaar hij al lang verlangde: broederschap. „Loyaliteit. Familie zonder bloedbanden. Klaar. Wij gingen voor elkaar. Wij waren, en zijn, een zelf-gecreëerde familie. Voor het leven. Terwijl ik dacht dat de hele wereld mij uitgekotst had, gaven mijn vrienden een feest voor mij toen ik de eerste keer vrij kwam. Zoveel respect. Ze hebben me geholpen. Blijf van mijn broeders af, die zijn heilig. Laat ons met rust. Ik ga niet voor mijzelf op de vuist, maar als de pleuris uitbreekt, dan breekt hij ook goed uit. Kijk, ik ben nooit maatschappelijk geaccepteerd. Ik zal nooit een mainstream figuur worden. Dat is ook mijn claim to fame natuurlijk.” Voor de duidelijkheid: de Rebels nu zijn niet die van toen.
Loyaliteit. Familie zonder bloedbanden. Klaar. Wij gingen voor elkaar
„De mensen zeggen tegen me: ‘Rooie, jij bent de Rebels’. Maar dat wil ik niet. De Rebels mogen niet op mij afgerekend worden, en andersom wil ik, als ik straks mijn billen dichtknijp, dat de Rebels blijven bestaan. De Rebels zijn mijn legacy. Ze zijn European rock ’n roll-history. Ik laat het straks gaan. Als je de vent bent die je pretendeert te zijn, een leider, moet je je ook zo gedragen. Ik beslis niet over hun toekomst: bakkes houden en niet piepen, rooie. De tweede generatie hadden mijn kinderen kunnen zijn. Over vijf jaar is het vijftig jaar Rebels. Dan vind ik het wel genoeg geweest.”
Zelf is ie nooit aan kinderen begonnen, al waren er diverse pogingen. „Ik ben blij dat ik ze niet heb. ‘Papa is weer op vakantie’. Dat is geen manier om kinderen op te voeden hè? Nee, kinderen zijn leuk, maar dan parttime… De Rebels zijn mijn kinderen. Mijn ex, die van de schietpartij, had een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, die knapte, met veel bloedingen. Ik heb haar in de auto gezet en naar het Diac gebracht, en zo haar leven gered. De dokter zei dat ik niet een uur later had moeten komen. Ik heb genoeg vriendinnen gehad, langdurige relaties ook. Op een gegeven moment is het wel mooi geweest, ik hoef niet meer. Ik barst van de vriendinnen maar we neuken niet. Daar ben ik te oud voor man. Al dat gehannes voor een paar seconden plezier.”
Frans eet elke dag met zijn vriend Toon Knaapen, een weduwnaar, die hem samen met zijn vrouw overhaalde terug te keren naar ‘Eindhoven’. Zijn eigen bloedbroeder is Bert Muller. Frans staat erop iets over Bert te vertellen. Hij leert hem kennen via diens broer Arie, die hij ontmoette in een zwembad te Voorschoten waar het internaat op kamp was. Arie spreekt Frans brutaal aan omdat hij een Elvis-shirtje draagt. Bert was ook Elvis-fan. Enkele jaren later komen Arie en Frans elkaar weer tegen in de sportschool op het Pastoor Van Arsplein in Eindhoven, waar Frans karatelessen volgt. Het klikt tussen de mannen.
Broer Bert wordt Frans’ partner-in-crime. „Wij zitten in Bert zijn flatje in Valkenswaard en hij zegt dat hij eigenlijk jaloers op me is: de rooie dit en de rooie dat. Ik zeg: ‘Ik maak indruk omdat ik groot en sterk ben en een vlotte babbel heb. Maar ik maak vooral indruk omdat er altijd anderhalve kuub mens naast me loopt. Zonder jou had ik de helft minder indruk gemaakt’. Zonder Bert zou ik niet zijn geweest wie ik ben. Bert is een heel ander mens dan ik. Veel afstandelijker; ik ben socialer. Maar Bert en ik vullen elkaar aan.”
Frans zijn zelfreflectie zal menig wenkbrauw in de Eindhovense samenleving doen fronsen. Iedereen heeft recht op vergiffenis en een tweede kans, en leert hopelijk van gemaakte fouten, maar Frans een sociaal mens? Wij worden in elk geval door hem thuis met alle égards ontvangen, tot en met het spreekwoordelijke koekje bij de koffie. Keurig. Was het Frans zijn lot, zijn karma om op te groeien voor galg en rad, vragen we hem. Voor hetzelfde geld was hij inderdaad jongerenwerker in Eindhoven geworden. Ja, hij kon goed leren maar was gewoon lui, legt Frans uit. „Ik heb tijdens mijn TBS mijn mavootje-4 gehaald”, grijnst hij. Alle gekheid op een stokje: bij zijn IQ-test op het einde van de lagere school scoorde Frans 147 punten. Havo-vwo was het advies. „Luister, die IQ-test was even pieken, even tobben. Dat kan ik kennelijk redelijk. Maar om continu te presteren…”
Ik wil geliefd zijn. Dat is niet zo. Het is ook niet reëel hè, en terecht vanwege wat ik heb gedaan
Hij is blij dat hij in de gelegenheid wordt gesteld door het interview wat nuance in zijn levensverhaal te kunnen aanbrengen. „Ik wil goed zijn voor alle mensen. Ik wil geliefd zijn. Dat is niet zo. Het is ook niet reëel hè, en terecht vanwege wat ik heb gedaan. Vrienden zeiden: ze vroeg erom. Dat zeiden ze om mijn pijn te verlichten. Niemand vraagt om doodgeschoten te worden. Ik heb mijn straf gehad, maar dat kruis draag ik. En daarom ben ik verwonderd én dankbaar dat ik 65 ben geworden. De pest van het ouder worden is wel dat je steeds meer achterlaat.” Hij noemt zich zelfs een pleaser, goedgelovig, op het naïeve af. Wie Frans als een vriend beschouwt, kan dat al gauw voor het leven zijn, vermits hij de zaak niet bedondert en zijn vertrouwen niet schendt.
„Ik ben trouw tot op het bot. Ik ben een allemans vriend. Ik vind iedereen tof. Iemand zijn goeie maat is mijn maat. Ik word daar door vrienden en vriendinnen ook voor gewaarschuwd. Ik geef mijn hart aan iedereen, maar ga er niet op staan want dan word ik de duivel. Het is maar goed dat niet alle mensen zijn zoals ik. Ik ben blij dat anderen wat selectiever zijn, dat beschermt mij ook een beetje. Mensen durven mij nu ook meer te benaderen. Dat was vroeger niet zo, door de Rebels toen, dat was attitude. Ik geloof in het goede van de mens, dus be prepared to be disappointed. Ik zeg te gemakkelijk broeder, vriend, maat, gabber, maar mensen zijn niet altijd wie ze lijken te zijn. Ik ben van nature niet achterdochtig. Natuurlijk ben ik ook wel eens verraden. Scheelde me tonnen. Ik kan daar wakker van liggen. En dan valt de knaak. Maar het brengt me niets. Verspilde energie. Voor mijn TBS had ik het ‘opgelost’; ik heb geleerd tot tweehonderd te tellen. Ik neem het allemaal niet meer zo serieus, met een korrel zout. Het is allemaal lesgeld. Ik krijg liever 99 keer de deksel op mijn neus voor die ene gouden vriend die ik over hou. Echte loyaliteit, vriendschap is voor mij het grootste goed. Vriendschap én broederschap. Dàt is mijn rijkdom: door mijn vrienden ben ik een rijk mens.”
Elvisme is voor mij zuiverder dan al die religies
We constateren verbaasd dat zijn levenslessen Frans zelfs een filosofische kijk op het leven hebben opgeleverd. We hadden het niet gedacht. Hij gelooft in Elvis, maar in wat of in wie gelooft hij echt? „Elvisme is voor mij zuiverder dan al die religies. Walk hand in hand. Samen ben je sterk, alleen ben je niets. God leeft in ieder van ons. En degene die een ander alles gunt, heeft meer God in zich dan degene die alles voor zichzelf doet. Dát is voor mij het God-gevoel. Naast Elvis zijn mijn helden Mandela en Gorbatsjov. Mensen die vrede predikten. Zo’n Trump…, daar heb ik niks mee. Het is allemaal bangmakerij. En dan de religies. De god Mammon, de god van het geld, dát is de grote boosdoener. Nee, de wereld momenteel… De wereld rept zich naar de klote. Ik hoef geen tachtig te worden. Ik wil herinnerd worden als een asshole met het hart op de goede plek. Die is beter af dan degene die niks voelt. Maar het is wel een hardere weg om af te leggen. Ik had een hoop dingen liever niet meegemaakt. Aan de andere kant had ik mijn leven niet willen missen. Nog een bakkie koffie? En die koeken moeten op hè Eus.”