‘Eindhoven als Lichtstad’, inspireert mij om in deze column mijn licht te laten schijnen op het zoeken naar licht. In alle culturen trachten religieuze mensen ruimtes te sacraliseren, dit is van alle tijden. Het definiëren van een ‘heilige’ ruimte en het zoeken naar een centrum vormt de basis van elk religieus gedrag. Je kunt het omschrijven als een ruimte waar het ‘heilige’ meer dan op andere plaatsen te vinden is. Een plek waar we ons zeker voelen, waar we kunnen bidden en hopen om gehoord te worden. Voor de prehistorische mens en de jager-verzamelaars, die de krachten en geesten van de natuur vereerden, waren dit grotten, bronnen en bergen.
Van Morgenland tot Avondland wordt ons leven beheerst door het licht. Een mooi symbolisch verhaal over het zoeken naar het licht is afkomstig van Goethe’s Faust. Faust sluit een pact met de duivel, niet om geld, geluk of macht. Ook niet direct om de mooie Héléna te veroveren. Nee, het ging Faust toch vooral om de kennis, om het zuivere weten. „Daß ich erkenne, was die Welt im Innersten zusammenhält”, zegt hij in zijn eerste monoloog. Faust wilde het licht zien; een thema dat vanaf het begin door de hele Faust heenloopt. Via een zeldzaam krachtig beeld van de regenboog, die we alleen zien als we met onze rug naar de zon staan, constateert Faust dat wij stervelingen slechts deel aan het licht kunnen hebben door de weerschijn. Wie goed naar Faust luistert, zal zien dat wij het licht helemaal niet aan kunnen. We worden er door verblind en kunnen het slechts gedeeltelijk ervaren. Het is als met Perseus, die slechts met Medusa kon strijden door naar haar te kijken in het spiegelende oppervlak van zijn schild. Wie denkt verlicht te zijn, is maar al te vaak verblind. Zoals Faust zelf overigens aan het eind met blindheid wordt geslagen.
Maar hoe zit het dan met het licht? Kunnen we dat beter begrijpen als we dat relateren aan de menselijke ervaring? Immers het gaat om het innerlijke licht dat je met je meedraagt; het licht dat je in je hart sluit. Wie de grote kathedralen betreedt, ziet dat het licht niet alleen dienstbaar is gemaakt om te verlichten. Nee, het licht beeldt ook vaak de weg naar het Oosten uit. Gebouwd op een Oost-West-as zijn de grote kerken als het ware kalenders, waarin je de gang van de seizoenen, het verstrijken van de tijd kunt volgen.
Leonard Cohen verwoordt het zo mooi in zijn lied: ‘Forget your perfect offering, There is a crack in everything, That’s how the light gets in’. Alleen door de onvolmaaktheid kan het licht binnentreden. Het gaat om het toelaten van het licht.