Stel je voor: je loopt een kroeg binnen. De geur van vers getapt bier, een vage mix van aftershaves en het geluid van glazen die tegen elkaar klinken, omhelzen je als een warme deken. Hier ben je thuis. Het is veilig, vertrouwd, en er is altijd iemand om naar je te luisteren – zolang je maar een drankje bestelt. De kastelein, met zijn encyclopedische kennis van sterke verhalen en zijn onwrikbare geheugen voor favoriete drankjes, lijkt op een soort moderne priester. Maar dan in een andere biechtstoel én met gewijde bitterballen.
De horeca is niet zomaar een plek. Het is een toevluchtsoord, een huiskamer voor wie thuis even geen zin heeft in… Hier kun je je zorgen op de bar parkeren, met een knikje je vaste drankje bestellen, en de illusie koesteren dat je problemen samen met de schuimkraag verdwijnen. Je zoekt hier niet alleen naar ontspanning, maar ook om de geur van het behang thuis in te wisselen voor een meer sociale geur – eentje die je hersenen even mindfuckt. „Hoe is het ermee”, vraagt de kastelein. Een oprechte vraag, al weet hij dat het antwoord vaak niet verder reikt dan: „Och, druk, druk.”
En toch, er wordt geluisterd. Echt geluisterd. De kastelein knikt op de juiste momenten, strooit met een rake opmerking en schenkt zonder dat je het door hebt je glas opnieuw vol. Je voelt je gezien, gehoord, zelfs gewaardeerd. Gelukkig weet de kastelein je verhaal nog, terwijl de gasten allang weer vergeten zijn waar het over ging. Per definitie zul je nooit door zowel de kastelein als de gasten erop aangesproken worden – een geruststellende gedachte, nietwaar? Totdat je je realiseert dat je voor de vierde keer hetzelfde verhaal vertelt over die ene collega die altijd te laat komt. Maar ach, wie maalt daar om? Iedereen hier even welkom, zolang de sfeer maar goed blijft en niemand écht te diep in het glaasje kijkt.
Maar dan, het onvermijdelijke moment van afscheid. Je strompelt naar huis, voldaan en opgelucht, en voelt je bijna herboren. De problemen die je in je hoofd meedroeg, lijken lichter. Maar daar, thuis aan de keukentafel, wacht een heel ander slag personeel. Je partner, met de ogen van een accountant die de dagboeken controleert, vraagt: „En, hoe was het?” Je mompelt iets over gezelligheid. Maar als je goed luistert, hoor je de ondertoon: „En hoe zit het met de vergeten boodschappen?” Nog voordat je ‘sorry’ kunt stamelen, zwaait er een pollepel door de lucht. Het vertrouwen dat je zo zorgvuldig in de kroeg opbouwde, krijgt thuis een serieuze deuk.
Toch, ondanks de strijd met de pannen en de onvermijdelijke reality check van het dagelijks leven, blijft de horeca lonken. Het is die plek waar je jezelf weer even kunt opladen, relativeren, en beseffen dat alles uiteindelijk wel meevalt. En als je volgende week weer binnenstapt, weet de kastelein je drankje én je verhaal nog. Dat biedt hoop, of in ieder geval een reden om terug te komen. Tot dan: proost op de kroeg als huiskamer, waar het leven altijd net iets minder serieus voelt.