De onderstroom de staat van sociaal Nederland
Afl. 16: Leyla Kalender, co-founder en directeur-bestuurder van de Stichting Ik Wil
Tekst: Hans Matheeuwsen | Foto: Ruud Balk
Ik kom uit Turkije. Ik verhuisde op mijn zevende naar Nederland vanwege gezinshereniging. Mijn ouders werkten hier al. Wij woonden in Woensel-West, dat toen zo berucht was. Best wel heftig in die tijd. Ik ervoer dat wonen in zo’n achtergestelde wijk niet zo gemakkelijk was. Er zijn fictieve muren. Dat mensen niet altijd naar die wijk (durven) komen en andersom. Dat beperkt je integratie, je taal-ontwikkeling en meer van dit soort dingen.
De kansen-ongelijkheid begint al op de plek waar je woont. Je moet veel in huis hebben om zo’n leven aan te kunnen. Ik wilde zo snel mogelijk ontsnappen uit de situatie. voor mijn gevoel klopte er iets niet. De wereld op tv was anders dan mijn eigen wereld. In mijn klas zat maar één Nederlands meisje. Dat was míjn referentiekader. Voor mij was duidelijk dat de wijkbewoners hulp nodig hadden, ook ons gezin. Wij merkten daar weinig van terwijl we dachten dat het allemaal goed geregeld is in Nederland.
Mijn situatie was mijn ambitie om te gaan studeren. Ik heb sociaal-cultureel werk gedaan, maatschappelijk werk en dienstverlening. Ook dat was lastig want ik had geen voorbeeld in mijn omgeving. Heel cliché allemaal. Na mijn afstuderen bleek ik helemaal geen kans te maken op werk want de zorg – dit was in 2012, 2013, – was volop in transitie. Daarop besloot ik om voor mezelf te beginnen. Ik wist wat de mensen nodig hadden. Ik had zoveel passie en was zo zelfverzekerd: ik ga het gewoon doen. Ik had geen inkomsten maar wel een netwerk. De mensen kwamen naar me toe, want ze kenden mij uit de wijk. Ze wisten wie ik was, dus ze kwamen met vragen: wil je met me mee naar een doktersafspraak? Toen ben ik ook begonnen met het organiseren van informatiebijeenkomsten.
Het betrof voornamelijk migranten. Maar ik kwam ook bij Nederlandse boerengezinnen waar vanalles aan de hand was. Toen ontdekte ik dat de problemen universeel waren. De informatie- bijeenkomsten hadden thema’s die de mensen bezighielden, zoals opvoeding, mediagebruik, een gezonde leefstijl. Ik kwam Esra Altmis tegen. Zij is een autochtone, katholiek opgevoede vrouw die de integratie vanuit de andere kant heeft meegemaakt. Wij spiegelden. Zij had de Stichting Ik Wil al opgericht, maar ze was niet actief.
Elf jaar geleden zijn we samen verder gaan bouwen aan de stichting. We begonnen in de voormalige Pastoor Van Arskerk. De eerste paar jaar als vrijwilliger. We investeerden vooral. Esra betaalde de huur uit eigen zak. Maar we geloofden in de stichting: dit wordt een succes. Stefan Pauli kwam erbij, hij was goed bekend met de systeemwereld. Hij hielp met de subsidieaanvragen. Wij waren doeners maar hadden natuurlijk wel inkomsten nodig, anders hadden we de deur snel kunnen sluiten. De eerste jaren werkten we veertig uur in de week maar kregen acht uur betaald. Dat liep langzaam op. Wat we hadden, verdeelden we. We betaalden eerst de huur, daarna kochten we de trainingen in, om kennis in huis te halen.
We waren sociaal aan het ondernemen. We groeiden mee met de vluchtelingenstroom. Uit Syrië en Eritrea. Allemaal mannen, die Nederlands wilden leren. Fondsen begonnen ons te ondersteunen. We richtten ateliers in, een techniek-atelier, een naai-atelier, een tuin-atelier, een fietswerkplaats, koken… Er werd les gegeven door vakmeesters. We hadden een meester-gezel constructie bedacht en deelden certificaten uit. Dat motiveerde weer anderen om mee te doen. We werden succesvol. We hielden geen vrijwilligers meer over want zij vonden allemaal werk.
Ondertussen vroegen we ons af waar de vrouwen bleven. Na de integratie van de mannen komen hun vrouwen in beeld. En de kinderen. Én hun problemen. Dat zijn langjarige trajecten. We wilden vooral ook een ontmoetingsplek zijn in de wijk. Zichtbaar. De mensen mochten gezien worden.
Na wat verhuizingen zitten we nu in een groot bedrijfspand op de hoek van de Doctor Cuyperslaan en de Woenselsestraat. We beschikken over verschillende lokalen voor naailes, taallessen, koken, tekenen, sporten. Dat laatste doen we in de sportschool hier tegenover. We draaien op vrijwilligers. Dat zijn er zo’n honderd. Zeven medewerkers zijn in loondienst. Wij willen allemaal iets betekenen voor anderen.
Aan mensen die hier komen, dat zijn er elke week zo’n tweehonderd, vragen we of ze iets willen terugdoen. Al is het een cake bakken, iedereen kan iets. Wederkerigheid is een principe hier. Mensen komen niet alleen uit de wijk, Woensel-Zuidwest, maar ook van verder weg, uit Bergeijk of Valkenswaard. Ze hebben via-via van ons gehoord. Met name onze inloopspreekuren, waar ze brieven laten lezen, trekken veel mensen uit de regio.
Wij beschikken ook over taalspecialisten. We werken ook in duo’s: een vrijwilliger die de systeemwereld kent en een vrijwilliger die de leefwereld van de hulpzoeker kent en de taal spreekt. Dan kunnen we direct helpen. Hier komen allerlei gezindten over de vloer. Veel nationaliteiten, veel religies. Er wordt veel Turks en Arabisch gesproken. De spreektaal is Nederlands, maar je kunt niemand dwingen. Expats doen vrijwilligerswerk om Nederlands te leren. Hierdoor verschillen ook de niveau’s nogal.
Dat is het mooie van ons werk: we verbinden alle werelden. Je ziet ook dat als je een bepaalde ‘sleutelfiguur’ in huis hebt, bijvoorbeeld uit de Oekraïense gemeenschap, dan vanzelf de groep volgt. Zij gaan samen dingen doen. Dan gebeurt er iets: die energie, wauw. Dat kan ik niet in mijn eentje bereiken, daar hebben we echt anderen voor nodig. We hebben een groot netwerk binnen de wijk. Dat is ons sociale kapitaal. Ik hoef maar een activiteit te organiseren en als ik de juiste mensen betrek, dan is het altijd succesvol. Waardoor we ook een grote impact hebben in de wijk, én in de stad. De wijk bestaat uit vele migrantengroepen, maar zo’n groep is ook niet homogeen. Het is niet vanzelfsprekend dat Syriërs met elkaar optrekken alleen maar omdat ze uit Syrië komen.
In tien, elf jaar hebben we vanalles meegemaakt. We zijn een burger-initiatief, een beweging, een community die vrij uniek is in Eindhoven. Wij zijn een soort van multi-inclusief ja, de ideale samenleving. Ook al ben je verschillend, we komen bij elkaar vanuit een gemeenschappelijke behoefte. Er is geen onderscheid. Om te voorkomen dat verschillen een rol gaan spelen, gebruiken we diverse methoden, waaronder geweldloos communiceren. Als er een incident plaatsvindt, gaan we naar de gevoelens, de behoeftes. Wat zit er achter het gedrag? Ook voor discussies hanteren we codes. Er wordt geïnvesteerd in sociale veiligheid. Iedereen moet zich hier goed voelen. We praten liever niet over politiek of religie maar soms gebeurt dat toch. Onze vrijwilligers zijn er op voorbereid om discussies hierover zo vriendelijk mogelijk af te breken. Voorkomen kun je het nooit. Mensen kunnen met vooroordelen binnenkomen maar het mooie van ontmoeting is dat die dan meestal verdwijnen.
Daar geloven wij ook in. Wij stralen een bepaalde houding uit: liefde voor elkaar, gastvrije ontvangst. Je hoort er gewoon bij. Welkom, fijn dat je er bent. Iedereen kan hier gewoon binnenwandelen, je kunt gesprekken voeren, van mens tot mens. Dan gebeuren er mooie dingen. Mensen die elkaar normaal nooit zouden aanspreken gaan samen koffiedrinken, koken, er ontstaan mooie vriendschappen.
Wij hebben te maken met allerlei maatschappelijke problematiek, op wereldschaal. Een oorlog, of een aardbeving, zoals in Turkije en Marokko, dan willen mensen meteen in actie komen. Er is verdriet. Dan is niet de vraag of ik iets kan doen, maar wat. Iedereen was in rep en roer. Ik werd gebeld. Door ambtenaren, door mensen die matrassen wilden brengen, door mensen die voedselpakketten samenstelden. Uit de wijk, maar ook landelijk. Ik werd, zonder dat ik erom gevraagd had, een soort spin in het web. Daarin voel ik wel een bepaalde verantwoordelijkheid. Wij vervullen een maatschappelijke rol, dat voelde ik duidelijk. Ik was er maanden druk mee bezig, het dreigde zelfs ten koste te gaan van mijzelf. De verkiezingsuitslag was ook zo’n pijnpunt. Kinderen van wijkbewoners vreesden dat ze moesten vertrekken. Het is hier echt een samenleving in het klein.
Op 4 oktober ontvingen we een Appeltje van Oranje. Dat is echt een enorme erkenning voor ons werk. Beland je ineens naast de Koning. Hij is hier ook op bezoek geweest. Dat was één groot feest, iedereen vond het prachtig. Mensen werden gezien. Daar doe je het voor. Wij werken inmiddels veel samen met andere organisaties in de stad: Samen voor Eindhoven, Fontys, de ouderenzorg, WIJeindhoven, Eindhovens Dagblad, Muziekgebouw, Vitalis. Eindhoven verandert heel snel. Daarbinnen zien wij kansen voor onszelf. Wij weten hoe we mensen bij elkaar kunnen brengen. Als je diversiteit wil, moet je niet allerlei groepen gaan mixen.
Investeer eerst in de gemeenschappen als geheel, en pas daarna de mix toe. Veel gemeenschappen, neem bijvoorbeeld de Indiase, komen nog niet tot elkaar. Dat kan komen door onderlinge culturele, politieke en religieuze verschillen. De stad moet worden voorbereid op de veranderende samenleving. De populatie ziet er over twintig jaar heel anders uit. Wij bereiden Eindhoven voor op een meer diverse en inclusieve samenleving. Daar kun je niet omheen, dat gebeurt gewoon. Dus moeten we ook oog hebben voor mensen die al langer in Eindhoven wonen. Zij maken zich zorgen: hun kinderen kunnen geen woning meer krijgen. Het is gemakkelijk om dan een groep migranten als schuldigen aan te wijzen, wij profiteren ook van de welvaart door de migranten die hier werken. Het is een complexe problematiek. ASML groeit enorm. Dat heeft impact. Het is een kwestie van acceptatie en werelden met elkaar verbinden. Via ontmoeting.
Sociale armoede is een groot probleem in Eindhoven. Het gevoel om er niet bij te horen. Dat is een levensbehoefte: ergens bijhoren, en je veilig voelen. Je thuis voelen. Dat geldt overigens ook voor de Eindhovenaren. Hun straat verandert, er wonen steeds meer mensen die een andere taal spreken. Waardoor zij wegtrekken. Migratie is het grootste trauma. Het loslaten van je roots. Of je nu uit Drenthe komt, of uit België, het proces is voor iedereen hetzelfde. En het leven wordt alleen maar anoniemer. Vluchtelingen en kenniswerkers willen in de stad wonen. Daar zijn meer voorzieningen. Maar je leeft daar ook anoniemer, je valt niet meer op. Eenzaamheid en vervreemding kunnen het gevolg zijn. De verbinding met andere mensen komt niet tot stand. Terwijl er een tekort is aan welzijnswerk en opbouwwerkers.
Er zijn mensen nodig die bruggen slaan. Ik heb op alle niveaus contacten en een groot netwerk. Dat is mijn kracht. Ik zit tussen de bewoners, maar ook aan tafel bij bestuurders. Zij nodigen mij uit om over beleidsontwikkelingen te praten. Ook bestuurders en beleidsmakers struggelen met de problematiek. Iedereen wil aanpakken: de veiligheid, de integratie, saamhorigheid, maar vaak weten ze niet hoe. Dan wordt er wel een beroep op mij gedaan. Ik stel mijn kennis en expertise ter beschikking. Ik heb een hoger doel. Ik wil mensen een stem geven. Ik bof gewoon. Ik ben sociaal vaardig en kan netwerken. Maar een grote groep mensen in de samenleving wordt niet altijd gehoord of gezien.”
Stichting Ik Wil
Samen bouwen aan een liefdevol Eindhoven, waar iedereen er bij hoort, meldt de site van de Stichting Ik Wil. Stichting Ik Wil is een Eindhovense vrijwilligersorganisatie vóór en dóór bewoners. Samen vormen zij een beweging waarin iedereen welkom is en de kans krijgt om de eigen talenten en interesses te ontplooien. Leyla Kalender is co-founder en directeur-bestuurder. Wie de stichting wil helpen kan contact opnemen via: 06 – 330 831 65 of mailen naar: info@stichtingikwil.nl