Ik fiets. Veel. Door de stad. Dat is niet altijd een onverdeeld genoegen. Vaak niet zelfs. Dat ligt voornamelijk aan andere fietsers. Ik heb de stellige indruk dat velen eigen regels hanteren. Zij lijken er een andere mores op na te houden als pedalerende verkeersdeelnemer. Of doen uit onwetendheid wat hen goeddunkt, of wat hen zo snel mogelijk van A naar B leidt.
Zo stond ik vanochtend op de kruising Nieuwstraat-Vestdijk te wachten voor het rode licht. Rechts van mij stond een jongeman, oortjes in, klaar voor de start. Wij trokken gelijk op, helaas voor hem fietste ik even snel, want hij moest naar links, dus besloot hij mij voorlangs te snijden waardoor ik flink in de remmen moest. Dat gebeurt vaker. Fietsers staan rechts opgesteld bij een verkeerslicht maar moeten linksaf. Voorsorteren, nog nooit van gehoord.
De grootste ergernis is wel het gebruik van het zelfde fietspad maar dan in tegenovergestelde richting. Heel normaal. Veel vrijliggende fietspaden zijn breed, dus is er ruimte, lijkt de validatie van deze actie door de tegenligger(s). Niet zeuren. Maar ook op smalle fietspaden die slechts via een stippellijn zijn gescheiden van de weg gebeurt het steeds vaker. Vooral op kruispunten. Deze weg is korter, zonder wachttijden voor rood, dus praktischer. En vooral sneller. Niet zeuren. Enne; aan de kant aub want ik moet erdoor.
In het fietsverkeer geldt het recht van de sterkste, of liever, van de meest onverstoorbare. Blik op oneindig (verstand op nul) en recht zo die gaat. Anderen wijken wel uit. Rechts voorrang? Dat zullen we nog wel eens zien. Met z’n tweeën naast elkaar tegen de rijrichting in? We blijven zo fietsen, want dat zie je toch? En jij fietst alleen, dus kun je best uitwijken, of inhouden. Achter elkaar fietsen? Da’s ongezellig. Dat vinden vooral scholieren want zij nemen standaard gerust het hele fietspad en een halve weg in beslag. Maar da’s al zolang ik zelf kan fietsen.
Zwabberen, langzaam rijden en plotseling stoppen voor je neus zijn meestal het herkenbare gevolg van smartphone-gebruik. Muziek op, telefoon in een hand, blik naar beneden gericht. Zich een weg banend en totaal niet bewust van de fietsende omgeving. Ineens afslaan zonder even om te kijken (terwijl ik passeer), heel normaal. Hand uitsteken? Hahahaha, uit welk jaar kom jij? Tussen twee wachtenden door vlak voor een passerende auto oversteken terwijl het rood is. Allemaal ‘normaal’.
Verkeer is net water. En als het kan, waarom niet? Je leeft toch nog? En de rest redt zich wel. Of Niet. Maar da’s niet mijn probleem. Of wel?
Hans Matheeuwsen
Uitgever/hoofdredacteur FRITS Magazine