Gute Nacht, Freunde… Het duurt nog één laatste sigaret… Net genoeg tijd om te beseffen dat dit misschien wel de laatste keer is dat we samen aan een houten tafel in het bos zitten. Nog één kop koffie, nog één verhaal, nog één blik op het pad waar straks alleen de wind en de vogels de gasten zijn.
Erfgoed uit een andere tijd zijn de Hut van Mie Pils in Waalre, ’t Oude Wandelpark en Zomerhof in Valkenswaard, De Rustende Jager in Biezenmortel en Bosch en Duin in Udenhout. Stuk voor stuk iconen waar generaties wandelaars, fietsers en families herinneringen hebben gemaakt, koffie na een tocht, kinderen in de speeltuin, bruiloften onder oude eiken. Ze bestaan dankzij oude vergunningen, uit een tijd waarin natuur en menselijke bedrijvigheid vanzelfsprekend samengingen. Onder de huidige regels zouden ze nooit meer worden toegestaan.
Het sluipende einde komt dichterbij. Als het beleid niet verandert, verdwijnen veel van deze uitspanningen binnen tien tot vijftien jaar. Een sluiting hier, een overname daar, een verbouwing die niet meer mag en dan sterft dit ‘ras’ langzaam uit. Wat resteert, is een natuur waar je amper nog mag wandelen. Geen plek meer om het stuifzand van je schoenen te tikken, een uitsmijter te eten of een kop koffie te drinken terwijl je de zon door de bomen ziet breken.
Onzichtbaar sociaal weefsel gaat daarbij verloren. Voor dassen bouwen we faunapassages maar voor deze plekken bestaat geen sociale passage. Ze mengen buurten, dagjesmensen en toeristen in één ontspannen sfeer. Ze zijn het startpunt voor de wandelclubs, toneel voor muziekoptredens en altaren voor trouwerijen. Hun verdwijning betekent het verlies van een sociaal weefsel dat nergens anders terugkomt.
Wat we onze kinderen afpakken is minstens zo pijnlijk. Met de uitspanningen verdwijnen ook de bospeeltuinen. Geen ravotten meer in het zand terwijl ouders vanaf het terras toekijken, geen eerste ervaring met modder, natte sokken of geschaafde knieën. Geen les in hoe je pijn verdraagt, opstaat en weer verder speelt. Maar nog belangrijker, het besef dat we onderdeel zijn van de natuur. Dat wij, net als de bomen en dieren om ons heen, deel uitmaken van één ecosysteem. Zonder dat besef groeit een generatie op die de natuur ziet als decor en niet als leefomgeving.
Van beleven naar bekijken is de verschuiving die volgt. Waar we nu nog de geur van hars opsnuiven en het geritsel van bladeren horen, wordt de natuur straks iets om naar te kijken vanaf de bank. Via National Geographic Channel of Instagram zien we haar in perfect licht en hoge resolutie, maar zonder gevoel, zonder geur, zonder smaak. Een wrang slotbeeld dringt zich dan op: de natuur, prachtig vastgelegd op een HD-scherm, maar leeg van beleving. Alsof je bij Dick Middelweerd in De Treeswijkhoeve een schitterend opgemaakt gerecht krijgt, maar dan zonder smaak of geur. Vandaag serveert Dick nog ree of patrijs, morgen staat hij zelf als wild op het menu van de groene bestuurders die bepalen wat er mag blijven leven in ons landschap. En zo schuiven we ongemerkt van een levende ervaring naar een steriele registratie, van meebeleven naar toekijken.
De paradox wordt daarmee pijnlijk zichtbaar. Voor zeldzame dieren zien we het grotere plaatje wel: bescherming is noodzaak voor het ecosysteem. Maar voor de plekken waar wij als mensen wortelen in diezelfde natuur ontbreekt dat inzicht. Toch zijn ze net zo essentieel voor ons eigen ecosysteem van ontmoeting, gemeenschap en herinnering.
De leste dan, proost. Op wat was, en op wat hopelijk blijft. Op de geur van het bos, de smaak van koffie in de open lucht, en op de wetenschap dat we er onlosmakelijk van zijn.
Harold van Asperdt
Barvlieg & sfeerbeheerder

