Dank je, jij ook!
Een paar weken geleden kreeg ik een verbolgen dochter aan de telefoon. Ze was geïrriteerd door een opmerking van een leidster op het kinderdagverblijf van haar zoontje. Bij het brengen en halen van het kind, spreekt mijn dochter, net als andere ouders, altijd even over hoe het die dag gegaan is. Deze keer kreeg ze tijdens dat gesprekje een compliment: „Oh, wat spreek jij goed Nederlands!”
Goed bedoeld, maar het kwam bij mijn dochter anders binnen: „Hoezo, spreek ik goed Nederlands? Ik leef hier al mijn hele leven en spreek ook al mijn hele leven Nederlands.” Ze dacht het, maar sprak het niet uit.
Ik herkende de verontwaardiging en dacht terug aan een soortgelijke situatie, maar dan twintig jaar geleden. Ik was geslaagd voor mijn hbo-diploma. Supertrots wilde ik mijn vier dochters, allen in de basisschoolleeftijd, meenemen naar de diploma-uitreiking. Omdat die onder schooltijd plaatsvond, moest ik toestemming hebben van school.
Toen ik de juf van één van mijn dochters daarom vroeg, antwoordde zij enthousiast: „Wat goed mevrouw Koçak dat u uw taaldiploma hebt gehaald!” Zeven jaar keihard werken schoten door mijn hoofd, elke zaterdag voor de opleiding naar Tilburg, naast de opvoeding van mijn kinderen en mijn 32-urige baan. Hoe kwam de juf bij een diploma voor taal? Ik antwoordde verbouwereerd: „Het is geen taaldiploma maar een hbo-diploma.”
Dit soort goedbedoelde opmerkingen zijn een boeiend onderwerp geworden tussen mijn dochter en mij, maar ook tussen ons en mensen in onze omgeving. Heeft dit te maken met referentiekaders of zijn het vooral vooroordelen? Twintig jaar geleden had ik nog (enigszins) begrip voor het misverstand.
Ik was een vrouw van de ‘tweede generatie’, mijn vader was immers een gastarbeider en ons gezin arriveerde hier toen wij al wat ouder waren. Ik kwam van ver en moest nog ver gaan. Ik had al veel bereikt en had nog vele doelen die ik wilde bereiken. Maar ik vond het niet fijn dat er meer oog was voor mijn afkomst dan voor mijn talenten.
Nu vind ik het vreemd dat mijn dochter bijna eenzelfde opmerking krijgt. Zij is hier geboren en getogen. Ze heeft het Nederlandse onderwijs doorlopen vanaf peuterspeelzaal. Ze is een zelfbewuste vrouw met een verantwoordelijke baan. Haar kind wordt bewust tweetalig opgevoed. Waarom een compliment over haar Nederlands? Heeft dat te maken met referentiekader, geen interesse of met vooroordeel?
Zouden mijn kleinkinderen straks ook nog merken dat zij van de ‘vierde generatie’ zijn? Of verdiepen we ons dan eerst wat meer in elkaar, voordat we (be-) oordelen? Mijn dochter en ik hebben afgesproken dat we een volgende keer bij een soortgelijk compliment dat lijkt op ‘zo, jij spreekt goed Nederlands’ zullen antwoorden met: „Dank je. Jij ook!’